Pastoors in periode 1322-1716

Pastoors tot aan de reformatie ¹/

De graven Van den Bergh hadden tijdens de reformatie het recht van benoeming van het pastoraat. De benoemde pastoor was een pastoor non-curatus, dit wil zeggen een pastoor die wel de pastorie en de daaraan verbonden inkomsten bezat, maar de geestelijke bediening en de zielzorg niet zelf uitoefende. Hij liet dit tegen vergoeding over aan een priester, een zogenaamde vice-cureit of onderpastoor.

Een overzicht van benoemde rooms-katholieke geestelijken:

W. van Wisschel (pastoor non-curatus)
Periode: 1322
H. van Wisschel (pastoor non-curatus)
Periode: 1322-1325
A. Gruiters (pastoor non-curatus)
Periode: 1325-1330
G. Nolinck (pastoor non-curatus)
Periode: 1475
W. van Aerde (vice-cureit)
Periode: 1475
W. van Medemblick (pastoor non-curatus)
Periode: 1492-1498
H. van Well (pastoor non-curatus)
Periode: 1498-1527
W. van Medemblick (pastoor non-curatus)
Periode: 1492-1527
F. van Groenen (pastoor)
Periode: 1527 – 1572
C. Buddingh (pastoor)
periode: 1574-1590

Noot: ¹/ Godsdienstige beweging in de zestiende eeuw onder leiding van Maarten Luther en Johannes Calvijn. De invloed van de Reformatie strekte zich uit over vele landen en is tot op de dag van vandaag merkbaar in kerk en samenleving.

Pastoors van de Hollandse Missie Didam (1590-1853)

Na de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zat er geen structuur meer in de Rooms-katholieke Kerk. Het rooms-katholieke geloof was verboden en bisschoppen werden niet meer vervangen. Nederland was in feite een missiegebied geworden.

In 1590 werd pastoor Cornelis Buddingh door de hervormingsgezinden in Didam verdreven. In 1596 namen zij de dorpskerk in het centrum van Didam af van de rooms-katholieken en richtten deze in voor hun eigen eredienst. Na het vertrek van Buddingh was katholiek Didam jarenlang aangewezen op diensten van rondtrekkende priesters. Maar die diensten waren wel illegaal. In de periode 1672-1674 tijdens de Frans bezetting was de dorpskerk van Didam weer in handen van de katholieken. Toen de Fransen vertrokken werd de kerk weer bezit van de gereformeerden en werd de Rooms-katholieke Kerk opnieuw weggedrukt in het openbare leven. In de statie Didam bleef echter een rooms-katholieke priester gevestigd.

In 1853 volgde het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie en kwam er een einde aan de Hollandse Missie. Op 5 augustus 1854 werd door de aartsbisschop van Utrecht de parochie van de H. Martinus opgericht. Didam hoorde bij dekenaat Doesburg van het aartsbisdom Utrecht.

Overzicht van de pastoors van de Hollandse Missie na de Franse bezetting:

G. van Matthaei
Periode: 1672-1702
C. van Breugel
Periode: 1702-1703
F.G. Tuijnslijper
Periode: 1703-1717

Bijzonderheden : Met goedvinden van graaf Oswald III, graaf Van den Bergh, werd F.G. Tuijnslijper op 29 september 1703 benoemd tot pastoor in Didam. Onder zijn pastoraat werd in 1716 een primitieve schuurkerk ingericht op de plaats waar in 1837 de waterstaatskerk met pastorie werd gebouwd.

Zie voor vervolg Schuurkerk (periode 1716-1837)