Martinus begraafplaats

Inleiding

De wet van 1827 bood aan kerkgenootschappen de mogelijkheid een eigen begraafplaats in te richten. Het rooms-katholieke kerkbestuur nam de gelegenheid te baat en verzocht de gemeenteraad om toestemming. Op 5 maart 1828 stuurde de burgemeester van Didam het raadsbesluit naar Gedeputeerde Staten van Gelderland, die vervolgens op 7 mei 1828 hun goedkeuring daaraan verleenden. De burgemeester bracht een afschrift hiervan ter kennis van het kerkbestuur en de brief is een van de weinige nog ‘oude stukken’ in het archief van de Sint Martinusparochie.

Inwijding begraafplaats

Op 11 december 1828 werd het kerkhof achter de Schuurkerk (in 1837 vervangen door de Waterstaatskerk St. Martinus) ingewijd door J. Gerritzen, aartspriester van Gelderland. Op 23 december 1828 kreeg ‘den armen Gerrit Gerritzen’ als eerste daarop een graf. Maar vóór de inwijding was op 6 oktober 1828 freule Maria Anna Knoppert er al begraven omdat zij een schenking gedaan had.

Uitbreidingen

Het kerkhof werd meerdere keren vergroot. In het najaar van 1877 wilde het kerkbestuur dat realiseren door middel van ruil met J.E. ter Laak, molenaar van de Terlaaksmolen, van de aangrenzende grond tegen kerkengrond, ‘schietende aan zijn weiland’. Het kwam er blijkbaar niet van want op 26 februari 1878 werd de vergroting uitgevoerd door de peppels te ruimen en de strook grond ‘aan het einde van het kerkhof langs de uitweg met een ijzeren stangketting af te sluiten en het gedeelte waar de ongedoopte kinderen werden begraven te verplaatsen achter de kerk en dat gedeelte als gewoon kerkhof te gebruiken’.

In 1890 werd wederom een aanvraag gedaan bij B en W van Didam voor vergroting van het kerkhof en in 1899 was er opnieuw een voorstel de ongedoopte kinderen op een andere plaats te begraven. Twee jaar later kon ter vergroting van het terrein een akkoord worden bereikt met J.J. ter Laak, zoon van J.E. ter Laak. Bouwland van de kerk, tezamen groot 1.60.45 hectare, werd geruild tegen een perceel weiland van Ter Laak, gelegen achter het R.K. kerkhof, waarbij Ter Laak nog 1.000 gulden aan de kerk toegaf en ook nog eens zou zorgen voor ophogen van de grond.

Toegangshek
De groene laan naar de kapel

Aanstellen doodgraver

In 1878 besloot het kerkbestuur een doodgraver aan te stellen. Pas op 20 augustus 1879 werd koster Sanders daarvoor benoemd. Als vergoeding ontving hij voor grote lijken 40 cent, voor kleine lijken 20 cent en voor ongedoopte niemendal. Voor de armen betaalde het armbestuur. In 1890 werd het kerkhof verdeeld in klassen.

Nieuwe parochies in Loil, (Nieuw-)Dijk en Didam

Met de oprichting van de nieuwe parochies Loil en (Nieuw-)Dijk in respectievelijk 1910 en 1911 werden daar eigen kerkhoven aangelegd. Nadat in het dorp Didam – naast de St. Martinusparochie – in 1961 de parochie O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand werd opgericht , kwam het beheer van het kerkhof aan de Deken Reuvekamplaan in handen van de stichting R.K. Begraafplaats St. Martinus. Een huishoudelijk reglement werd in 1965 opgesteld.

Geen uitgifte meer van graven

In 1978 werd de begraafplaats aan de Kerkwijkweg in gebruik genomen en werden op de begraafplaats aan de Deken Reuvekamplaan geen graven meer uitgegeven. De gemeente had het beheer overgenomen van de Stichting R.K. Begraafplaats Sint Martinus. Vanaf dat moment kon er alleen nog worden begraven op grond van bestaande rechten. Een en ander had tot gevolg, dat de stichting in 1983 werd opgeheven. Van het batig saldo werd in 1993 een klok aangeschaft en geplaatst op de algemene begraafplaats aan de Kerkwijkweg. De klok weegt 115 kg en heet ‘Christusklok’ met als opdracht ‘Ik zing van het eeuwige leven’. Samen met de nieuwe klokken voor de Sint Martinuskerk en voor de Mariakerk werd deze klok op zondag 3 april 1993 gewijd.

Rijks- en gemeentemonument

Het grafmonument van de familie Von der Haar is in 1999 als rijksmonument aangewezen.

Het familiegraf van Von der Haar (rijksmonument)
Het familiegraf van Von der Haar (rijksmonument)

De Martinus begraafplaats, de graven en de gebouwen zoals de kapel, het mortuarium met de fraaie lantaarnpaal, de klokkenstoel en het Heilig Hartbeeld, zijn in 2009 op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

Bijzonder werden in de redengevende beschrijving genoemd:

Kapel
De midden op de begraafplaats gelegen kapel is opgetrokken in, voor het laatste kwart van de negentiende kenmerkende, neogotische vormen. Aan de voorzijde is de kapel voorzien van een beeldenpartij voorstellend een Calvarieberg, met centraal de gekruisigde Christus geflankeerd door twee heiligen.

De voorzijde van de kapel
De achterzijde van de kapel

Cathechismuslokaal en lantaarnpaal
Het voormalige catechismuslokaal is opgetrokken in een bouwstijl die zowel kenmerken van het Neoclassicisme als van de Neogotiek vertoont. Deze stijlcombinatie, die ook wel bekend staat als Waterstaatsstijl, is kenmerkend voor veel kerken uit het tweede kwart van de negentiende eeuw. Het lokaal dat mogelijk rond het midden van de negentiende eeuw gebouwd is, heeft in het verleden ook als jeugdgebouw en als kleuterschool gefungeerd. Tegenwoordig is in het lokaal een mortuarium gevestigd ten behoeve waarvan het interieur verbouwd is. Voor het mortuarium, op de openbare weg, staat een fraaie lantaarnpaal die eveneens onder de bescherming valt. De lantaarnpaal bestaat uit een lantaarn met een rechthoekige constructie voorzien van helder glas aan vier zijden en een geornamenteerde, gietijzeren paal.

Priestergraven

PriestergravenPeriode
Pastoor G. Troost1768-1858
Pastoor A. Hulshof1816-1875
Pastoor P.J. Tasset1830-1895
Pastoor C.J.A. Otten1847-1908
Pastoor L. Berk1824-1890
Het cathechismuslokaal
De priestergraven

Zustergraven
Op de begraafplaats bevinden zich elf graven van zusters van de congregatie van St. Jozef te Amersfoort. Deze graven zijn voorzien van een gietijzeren kruis.

Grafmonument H. van Raaij en A. Kaal
Dit grafmonument bestaat uit een decoratief smeedijzeren hekwerk met neogotische details.
Aan het hoofdeinde een fraai smeedijzeren kruis met hierin opgenomen een ijzeren hart met opschrift en drie grote ijzeren platen met opschrift. De platen vermelden tekst voor kerkmeester Henricus van Raaij (1829-1891) en zijn echtgenote Aleida Kaal (1840-1891).

Overige grafmonumenten
De begraafplaats bezit een kunsthistorische staalkaart van grafmonumenten uit de 19de en 20ste eeuw.

Klokkenstoel
In de klokkenstoel werd de bronzen klok uit de Waterstaatkerk gehangen die in 1977 werd gesloopt. Deze klok heeft het opschrift:

“Anno 1716, Jan Albert de Grave Amstelodami me fecit”.

De bronzen klok overleefde de inbeslagneming van alle bronzen en koperen klokken in Didam in de Tweede Wereldoorlog, omdat de klok dienst deed als alarmklok voor de gemeente. De klok is nu de oudste in Didam. Waar deze klok oorspronkelijk hing, is niet bekend. De Waterstaatskerk dateerde uit 1836 en de klok uit 1716. Het vermoeden is dat de klok afkomstig is uit de katholieke schuilkerk die omstreeks 1716 stond nabij de plek waar later de nieuwe Sint Martinuskerk werd gebouwd.

Heilig Hartbeeld
Volgens de inscriptie op de voet werd het bronzen beeld in 1926 ontworpen door de gerenommeerde Wageningse beeldhouwer August Falise. Het beeld stelt Christus van het Heilig Hart voor. Dit wordt verbeeld door het vlammende hart op de borstkas van de bronzen Christus. De parochianen van de Sint Martinusparochie schonken het H. Hartbeeld ter gelegenheid van het 40-jarig priesterschap van deken G.H. Reuvekamp in 1928.

Nieuw leven

Van de ongeveer 1200 graven op het Martinuskerkhof aan de Deken Reuvekamplaan raakte een groot deel in ernstig verval en begraven was niet meer mogelijk. Voor de gemeente was dit een reden om de begraafplaats (de Martinuskerk is inmiddels verdwenen) opnieuw in te richten, op te knappen en begraven weer mogelijk te maken. Medio 2011 was de herinrichting van de Martinus begraafplaats een feit.

Bronnen:

  • Kerkenboek Didam, Geloven rond de Diemse toren, duizend jaar kerkgeschiedenis, blz. 117-142, F.J.M. Staring en J.A.B. Beursken (Nijmegen 2000)
  • Redengevende beschrijvingen van het Gelders Genootschap, sectie cultuurhistorie