Inleiding
In het midden van de negentiende eeuw kende Nederland een ongekende bloei van de landbouw. Dat kwam doordat in de landen om ons heen de industrie sterk groeide en men daar weinig aandacht voor de agrarische sector had. Bij ons was meer dan voldoende grond beschikbaar voor landbouw. Voor grote delen van Nederland en in de meeste agrarische bedrijfstakken was de periode van 1850 tot 1875, een gouden tijd. Omstreeks 1875 veranderde de situatie. Er kwam grote invoer van landbouwproducten uit verre landen, zoals Noord-Amerika, Rusland, Indië en Argentinië op gang, onder andere door verbeterde productie- en transportmethoden. De prijzen daalden in hoog tempo en de Nederlandse regering was niet bereid beschermende maatregelen te treffen. Gevolg: (te)veel bedrijven schakelden om van akkerbouw naar veeteelt, waardoor in die sector overproductie ontstond. De zuivel- en vleesprijzen daalden en de landbouwcrisis breidde zich over het gehele land uit. De Duitser Friedrich Wilhelm Raiffeisen richtte in 1864 in Duitsland de allereerste boerenleenbank op om boeren te helpen aan een goedkoop krediet. Deze Heddesdorfer Darlehnskassen-Verein genaamd verzamelde spaargelden van de inwoners van het platteland om daaruit te voorzien in de behoefte aan krediet. Deze coöperatieve handelswijze werd ook gaande weg in Nederland ingevoerd. De eerste coöperatieve banken werden opgericht op initiatief van geestelijken en van plaatselijke notabelen, zoals burgemeesters, ondernemers en onderwijzers. Soms waren het ook welgestelde landbouwers die het initiatief namen ten gunste van hun minder succesvolle collega’s.
De situatie in Didam
Ook in Didam – dat rond 1897 veelal bestond uit een agrarische bevolking – kregen de meeste kleine boeren financiële problemen door de landbouwcrisis. Op zondag 21 november 1897 werd in het koffiehuis van de gebroeders Meijer, gevestigd aan de groen- en varkensmarkt, in tegenwoordigheid van de getuigen Antonius Theodorus Nova en Hendrikus Nova (kleermakers), ten overstaan van notaris H.G.N. van Romondt de oprichtingsakte gepasseerd van de Didamse Coöperatieve Boerenleenbank dat door drieëndertig leden werd gedragen. Hierdoor kwam de eerste boerenleenbank in Gelderland volgens het Raiffeisen-systeem tot stand. Een week hiervoor was o.l.v. burgemeester B.J. Hulshof de commissie van bijstand voor Gelderland van de Nederlandse Boerenbond bestaande uit de heren J. Pauwen, mr. M. Kolkman en notaris Van Romondt in Didam bij elkaar geweest om uitleg te geven over dit onderwerp.
Bestuur
Het eerste bestuur werd gevormd door D.A.H. (Derk) Reijers (directeur), E.H.H. Thuis (onderdirecteur), J.H. Looman, G. Rasing en G.B. Horsting. Derk Reijers bleef directeur tot 1902, hierna werd hij opgevolgd door E.H.H. (Engelbart) Thuis woonachtig op huis Dijk. Als Raad van Toezicht werden benoemd burgemeester B.J. Hulshof (president), J.R. (Hannes) Fierkens (vicepresident), J.H. Horsting, L. Wenting, W. Wienholts en A.H. Bolk. J.J. (Jan) ter Laak werd tot eerste kassier/zaakvoerder gekozen. Toen burgemeester Hulshof in 1899 Didam verliet, werd zijn functie van president overgenomen door pastoor C.J.A. Otten en vervolgens vanaf 1908 tot 1913 door pastoor G.H. Reuvekamp. Nadat de leden elk 0,50 cent inleggeld hadden betaald werd per 1 januari 1898 begonnen met de werkzaamheden.
In het eerste volle jaar legden negentien spaarders 4.136,38 gulden in en zette de bank voor 3.377,50 gulden aan leningen uit. De winst over dat jaar bedroeg 48,77 gulden. De bestuursvergaderingen vonden tot 1903 plaats ten huize van de kassier Jan ter Laak, dat wil zeggen in het kantoortje van de maalderij van Ter Laak. Hierna vergaderde men elders (onder andere in de Catechismuskamer of de pastorie).
Overzicht kassiers
De kassiers waren J.J. ter Laak (1897-1903), J.B.A. Thuis (1903-1906), A.J.J. van Liempt (1906-1907), J. Nova (1907-1938) en G. Rasing (1938-1973). De kassier was de zaakvoerder van de bank.
De huisvesting
De huisvesting was in het begin vrij primitief. Toen Jan Nova kassier was (1907-1938) werkte hij overdag op het notariskantoor Van Romondt dat tegenover zijn woning was gevestigd. Iemand die bij de bank moest zijn, tikte dan tegen het raam van het notariskantoor en dan kwam de kassier wel. Jan Nova werd vanwege hoge leeftijd opgevolgd door G.H.(Gradus) Rasing. Gradus was kassier van 1938-1973 en daarna tot 1978 directeur van de Rabobank. Hij verrichtte zijn werkzaamheden geruime tijd in het sigarenwinkeltje van de familie Berendsen (café ’t Zwijnshoofd). Pas in 1952 vond men een eigen kantoor aan de Wilhelminastraat en in 1961 werd een nieuw bankgebouw in gebruik genomen op de hoek Hoofdstraat en Raadhuisstraat. In 1973 vond er een fusie plaats tussen de Raiffeisenbank (opgericht in 1959) en de Coöp. Boerenleenbank, zo ontstond uiteindelijk de thans bekende Rabobank.
Bronnen:
- Didam in de twintigste eeuw, jaar 1922 (Didam 2007)
- Stevens, H., 100 jaar bankieren in Didam (Didam 1997)
- Boerenleenbank-nieuws 1961
- Weekblad De Liemers (17 november 1972)