Inleiding
In juni 1940 deelde Seyss-Inquart 1) mede, dat Rijkswaterstaat de autosnelweg van Utrecht langs Arnhem en door de Liemers richting Emmerik zo spoedig mogelijk moest aanleggen. Om dit omvangrijke werk voor te bereiden en uit te voeren, richtte Rijkswaterstaat een nieuw dienstonderdeel op: de directie Nieuwe Wegen III met Arnhem als standplaats. Rijkswaterstaat ging aan de slag en zocht naar een gebied waar zand kon worden gewonnen voor aanleg van het zandtracé voor de autoweg. Men had op kundige wijze en goed doordacht de plaats bepaald waar de zandwinning moest komen. De rijksoverheid moest een zandwinplaats hebben niet ver van de aan te leggen vierbaans autoweg. En het te winnen zand moest aan de oppervlakte voorkomen.
Locatie ‘Hoge Veld’ in Greffelkamp
Men vond een dergelijk gebied in de gemeente Didam in de buurtschap Greffelkamp nabij de toen bestaande Bomerskolk. De naam van de locatie ‘Hoge Veld’, gaf al aan dat het ging om een zandrug die boven het omringende landschap uitstak. De hoogtecijfers van het betreffende gebied bedroegen toen 13,1 tot 13,9 meter ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil. De zandwinning nam in 1941 een aanvang en werd ‘in den droge’ uitgevoerd. Voordat met het winnen van zand kon worden gestart moest men diverse voorzieningen treffen, zoals:
- de aanleg van een smalspoor waarover de locomotieven met hun lorries het zand konden vervoeren;
- de installatie van vijf pompen die dag en nacht het water uit de ontstane put pompten naar een waterafvoerende wetering;
- de beschikking over graafmachines.
De zandwinning werd uitgevoerd door N.V. Aannemingsbedrijf v.h. J.P. Broekhoven in Nijmegen.
Bouwstop
Op 1 juli 1941 werd in Nederland door de Duitse autoriteiten een bouwstop afgekondigd, een order die er toe leidde dat in december 1942 alle niet ‘kriegswichtige’ bouwwerken die onder beheer van Rijkswaterstaat werden uitgevoerd, kwamen stil te liggen. In Didam bleef Rijkswaterstaat tot in 1943 actief.
Inrichting als natuurbad
Na de oorlog – in 1948 – maakte Rijkswaterstaat een bestek voor de oeververdediging van de zandput te Didam. Op de toen door Rijkswaterstaat getekende kaart van juli 1948 stonden aan de oostoever onder andere aangegeven: kleedhokje, trapjes, springplanken en een rijwielbewaarplaats. De zandwinput was dus ingericht als natuurbad. In 1946 was namelijk door de gemeente Didam al een badmeester aangesteld. Ondanks het in die tijd door materiaalschaarste slechts provisorisch ingericht zwembad, werd er toch al druk gezwommen. Vervolgens werd in 1947 een zwemclub opgericht die met financiële steun van de gemeente Didam de exploitatie van de zweminrichting op zich nam. In het lokale weekblad De Liemers van 9 juni 1951 stond in het verslag van de gemeenteraadsvergadering vermeld: ‘Tot en met 31 december 1955 huurt de gemeente Didam wederom voor 50 gulden per jaar het Baggergat in de Tatelaar van de Staat der Nederlanden’. Burgemeester H.J.A. Verberk was in april 1959 naar het provinciebestuur gegaan om te zorgen voor een betere zwemaccommodatie. Hij voerde toen het woord tijdens een vergadering waarbij ook de Dienst Domeinen vertegenwoordigd was. Want de zandwinput was nog steeds rijkseigendom en werd door de gemeente van Dienst Domeinen gepacht om te kunnen gebruiken als gemeentelijk zwembad. Kort daarna wist de gemeente Didam de put in eigendom te verwerven.
In andere handen
In 1985 werd het eigendom en het beheer overgenomen door recreatieschap Oost Gelderland. In 1996 ontstond – na een fusie – het nieuwe recreatieschap Achterhoek en Liemers. Het Baggergat werd Nevelhorstmeer genoemd en heeft nu een strand, een ligweide en parkeerplaatsen voor dagrecreatie.
Traditie
Er leek op nieuwjaarsdag 1 januari 1998 een traditie te zijn geboren; een Didams alternatief voor de Scheveningse nieuwjaarsduik in het koude Noordzeewater. Op die dag namelijk beleefde Fris Didam 1998 zijn vuurdoop en klokslag 13.00 uur namen bijna honderd enthousiastelingen een duik in het 4 ºC koude water van het Nevelhorstmeer.
Bronnen:
- Tomassen, G., Didam in de twintigste eeuw, jaar 1941 (Didam 2007)
- Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Directie Oost-Nederland te Arnhem
- Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg
- De Liemers (9 juni 1951)
Literatuur:
- Mombarg, J., De Liemers van Nol Tinneveld, Nijmegen, 1984.
- Ranft, F.R., De aanleg van het Hazenpad bij Arnhem. In: Arnhem De Genoeglijkste. Orgaan van het Arnhems Historisch Genootschap, nr. 4, Arnhem, 1996.
- Sueters, Mw., Het ontstaan van het baggergat en de aanleg van de autobaan. In: Jaarboek Oudheidkundige Vereniging Didam, nr. 1, 1987)
- Vetter, A., Bomerskolk, Baggergat en Nevelhorstmeer te Didam. In Jaarboek Achterhoek en Liemers. Doetinchem, 2001.
- Waalewijn, A., Achter de Bres. De Rijkswaterstaat in oorlogstijd. ’s-Gravenhage, 1990.)
Noten:
1) Arthur Seyss-Inquart, (1892-1946), Duits-Oostenrijks nationaal-socialistisch, politicus, van 1940 tot 1945 was hij Duits rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied.