Onderzoek dorpskerk in 1957

In 1957 werd de eerste archeologische opgraving in Didam uitgevoerd. De kerk, die veel te groot was voor de kleine Nederlands-hervormde gemeente van Didam, kwam weer in handen van de katholieke parochie. Door achterstallig onderhoud was een indringende restauratie van de kerk noodzakelijk.

De te restaureren dorpskerk omstreeks 1954

Dit gaf de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), na aandrang van het gemeentebestuur van Didam, de mogelijkheid om archeologisch onderzoek te doen. In de Liemers verscheen het volgende artikel van de hand van dr. H. Halbertsma, conservator van de ROB:

Het is namelijk komen vast te staan dat aan de tegenwoordige kerk minstens twee andere zijn voorafgegaan. De eerste was slechts een bescheiden gebouw-, een zogenaamd zaalkerkje met een rechthoekige grondslag. Het moet uit tufsteen opgetrokken zijn geweest en was gefundeerd op een laag ijzerslakkenafval van één der talrijke middeleeuwse ijzersmelterijen welke de Graafschap en de Liemers eenmaal rijk waren. Dit tufstenen kerkje, dat even breed was als het middenschip van de tegenwoordige kerk, werd omstreeks het jaar 1365 door brand verwoest. Er is namelijk een aflaatbrief bewaard gebleven, gedateerd 21 oktober 1376, waarin gesproken werd over de verwoesting van de kerk en de gelovigen de aansporing ontvingen offers te brengen voor een nieuwe kerk.

Ook van deze tweede kerk zijn de overblijfselen in de bodem teruggevonden. Deze tweede kerk was even breed, doch iets langer dan de vorige en deels uit tufsteen, deels uit baksteen opgetrokken, terwijl het grondplan wederom een rechthoek vertoonde. Het was aan deze tweede kerk, dat het tegenwoordige veelhoekige koor als een vergroting werd toegevoegd. Wij vernamen reeds, dat hierop de sacristie en de toren volgden, bijkans ’n eeuw nadat het schip was gebouwd. Uiteraard zal men niet hebben gerust eer ook de middelen voorhanden waren tot de bouw van een geheel nieuw tussengedeelte, dat beter bij koor en toren paste dan het eenvoudige lage zaalkerkje. Het oude schip werd met de grond gelijk gemaakt, en zo schiep men ruimte voor de nieuwe beuken, drie in getal, welke zulk een waardige voortzetting geven van de ruimtewerking in het rijzige priesterkoor.

Tot zover het verslag in De Liemers. In de jaren negentig bleek dat het oorspronkelijke verslag van Halbertsma niet meer was terug te vinden bij de ROB; wel waren de tekeningen nog aanwezig.

In het bijschrift bij het artikel schreef Nol Tinneveld: ‘Thans heeft dr. H. Halbertsma de medewerking van de Commissie Didam Oud – Didam Nieuw gevraagd voor de voorbereiding van een onderzoek in het heidense rijengrafveld.’ Er is geen aanwijzing dat dit onderzoek ooit heeft plaatsgevonden.

Bronnen:

  • Henk Tomas in: ‘Didam 1815-2005, een Liemerse plattelandsgemeente’