Antoniuskerk

Inleiding

Tot 1910 kerkten de (katholieke) bewoners van het huidige Nieuw-Dijk in de St. Martinuskerk in Didam, net zoals de inwoners van Loil. Omstreeks 1900 bleek deze kerk voor al die gelovigen te klein. Allerlei plannen voor een grotere kerk (soort kathdraal) bleken niet haalbaar. Pastoor G.H. Reuvekamp van de St. Martinusparochie nam het voorstel over om tot stichting van twee nieuwe parochies over te gaan. De bestaande Martinusparochie Didam werd opgedeeld in drie parochies: Didam en twee nieuwe parochies in Loil en Dijk (later Nieuw-Dijk). De nieuw op te richten parochies kregen elk van de Martinus parochie 30.000 gulden en ze kregen ook nog 10.000 gulden mee. Bovendien zou de parochie Dijk nog vijf jaar 200 gulden van de Martinus parochie krijgen. Verder kreeg de nieuwe parochie 14.329,80 gulden aan bezittingen van het Armbestuur. In 1909 waren de plannen voor de nieuwe parochie en de bouw van de kerk gereed.

Voorlopig kerkbestuur en plaats vestiging kerk

Het voorlopige kerkbestuur bestond uit: Toon Raben, Bart Lanters, Jan Jansen (van de Kamp) en Jan Wiendels (van de Pakop). Er volgde een discussie over de te bepalen plaats van de kerk. Dit was belangrijk, want hieromheen zou zich de kern van het nieuwe kerkdorp gaan vormen. Eerst werd gedacht aan de Beekse tol. Anderen hadden de kerk liever aan de toenmalige zandweg, de Smallestraat. Doordat Toon Raben grond beschikbaar stelde aan de Smallestraat forceerde hij de beslissing om daar te bouwen. Het waren twee percelen, te weten G 244 en 245a, totale oppervlakte 0.68.50 hectare, voorheen eigendom van de vader van Toon, Gradus Raben.

Bouw kerk en eerste steenlegging

In maart 1910 werd door de eerste bouwpastoor T.C. Bonekamp, samen met pastoor Ph.J.J. Inden van de parochie Loil, vergunning gevraagd voor de bouw van een kerk en pastorie aan de Smallestraat. Deze werd verleend op 2 april 1910. De aannemer was Etmans uit Utrecht en de architect was Rietbergen. De aanneemsom voor de kerk bedroeg 39.450 gulden. Omdat het een laag en drassig terrein was, moest eerst 4000 m3 zand vanaf de Smallestraat (plek waar later de Rabobank gevestigd was) verplaatst worden naar het bouwterrein. Alle boeren hielpen met deze zeer zware klus door de drassige zandweg mee. Op 27 september 1910 werd door pastoor Reuvekamp, samen met de bouwpastoors Bonekamp en Inden, de eerste steen gelegd.

Eerste steenlegging
De bouw in volle gang

De consecratie

De bouw verliep voorspoedig en op 28 mei 1911 werd het nieuwe kerkgebouw door de inmiddels tot deken benoemde Reuvekamp gezegend en dus geopend. De consecratie van de kerk vond op 5 oktober 1911 plaats door de aartsbisschop van Utrecht, Henricus van de Wetering. Dit gebeurde van 7 uur ’s morgens tot bijna in de middag. Alle banken waren uit de kerk gehaald en overal lagen hoopjes as in de vorm van een kruis. De bisschop tekende met zijn staf de letters Alfa en Omega (begin en eind) en in processie ging men om de kerk, het kerkhof, de pastorie en de tuin. De kruisjes in de muren zijn nog van de kerkwijding. Eind januari 1913 moest er echter al een nieuwe vloer in.

De kerk omstreeks 1912
De kerk omstreeks 1915

Benoeming pastoor en vaststelling parochiegrenzen

Pastoor T.C. Bonekamp werd op 26 mei 1911 officieel benoemd en hij kreeg ook de officiële stukken met de grensbeschrijving van de parochie. Op 4 juni 1911 nam hij formeel de parochie in zijn bezit en was de nieuwe parochie, gewijd aan de H. Antonius van Padua¹), een feit. Ook werd het eerste nieuwe kerkbestuur benoemd. Dit waren de vier personen die ook het voorlopige bestuur vormden. Pastoor Bonekamp werd op 3 mei 1912 opgevolgd door pastoor C. van Amerongen. In 1936 werd de kerk nog een keer fors uitgebreid. Uit die tijd stamt ook de prachtige beschildering voor in de kerk.

Tekening uitbreiding kerk 1936
Uitvoering werkzaamheden

Gemeentelijk monument

Op 17 mei 1991 werd de St. Antoniuskerk inclusief de pastorie tot gemeentelijk monument benoemd. Met ingang van 16 december 2003 gold dit eveneens voor de pastorie met tuin en Mariakapel.

Noot:

De Heilige Antonius van Padua (Lissabon, 1195-1231) is een kerkleraar en heilige, die theoloog en minderbroeder was. Hij sloot zich in 1210 aan bij de Augustijnen in Lissabon. In 1212 verhuisde hij naar Coimbra om niet langer door familieaangelegenheden gestoord te worden in zijn geestelijke ontwikkeling. Onder de indruk gekomen van de eerste martelaren van de Minderbroeders sloot hij zich in 1220 bij hen aan. Hij trok naar Noord-Afrika om aldaar het Christelijke geloof te verspreiden onder de moslims. Later was zijn werkterrein Frankrijk en Italië. Waarschijnlijk werd hij in 1222 te Forli tot priester gewijd. Veel gelovigen vonden door zijn toedoen de ‘juiste’ weg terug. Op last van Franciscus van Assisi doceerde hij theologie aan zijn medebroeders. Hij stierf in 1231 en werd nog geen jaar later door Paus Gregorius IX heilig verklaard. In 1946 werd hij als ‘leraar van het evangelie’ tot kerkleraar uitgeroepen.

In katholieke kringen wordt Antonius aangeroepen om verloren zaken terug te vinden:

Heilige Antonius, beste vrind, maak dat ik m’n (sleutels) vind.
Heilige Antonius, lieve sint, zorg dat ik m’n (sleutels) vind.

Hij is de patroonheilige van de Franciscanen, verloren voorwerpen, vrouwen en kinderen, armen, bakkers, mijnwerkers, het huwelijk, reizigers en verliefden. En daarnaast patroon tegen schipbreuk, de pest en koorts.

Bronnen:

  • Staring, F.J.M. en Beursken, J.A.B., e.a. Kerkenboek Didam, thema II 2.2. Oudheidkundige Vereniging Didam (Nijmegen 2000)
  • Loil 2000, Stichting Kontaktraad Loil, (Doetinchem 2002)
  • Staring, F., Van bosmark tot kerkdorp, 75 jaar Nieuw-Dijk (Nieuw-Dijk 1986)