Mariakapel Loil

Inleiding

De Loilse gemeenschap beijverde zich kort na de Tweede Wereldoorlog – net als de Didamse gemeenschap – voor de totstandkoming van een Mariakapel. ‘Maria, Gij hebt de kapel niet verdiend’. Dat vermeldde de kop in ‘De Liemers’ van 27 juli 1947 boven het verhaal over de bouw ervan. Pastoor Bauland had tijdens de oorlog op de preekstoel beloofd aan Maria ‘haar ter ere een kapel te zullen bouwen, als onze haar toegewijde parochie gespaard zou blijven voor grote rampen’. De eskaders bommenwerpers bleven weg, het geschut kwam tot zwijgen. De Canadezen kwamen en Didam was bevrijd. De eerste gelden voor de Mariakapel kwamen reeds binnen. Maar op 7 april 1945 sloeg het noodlot toe. Door een geweldige ontploffing veranderden de Loilse meisjesschool en het klooster in een puinhoop. De pastoor, die langs de puinhopen wandelde, zei bij zichzelf: ‘Maria, Gij hebt de kapel niet verdiend’. Daarom stelde hij de volgende dag op de preekstoel voor de reeds bijeengebrachte gelden te gebruiken voor het herstel van school en klooster. Het geld was echter gegeven voor de Mariakapel en daarom wensten de parochianen, dat er toch een kapel gebouwd zou worden, uit dankbaarheid dat Maria hen persoonlijk gespaard had.

Bouw en inwijding

Architect W. v.d. Kerkhof uit Eindhoven ontwierp een kapel, passend in de landelijke omgeving. Op 28 juli 1947 vond de eerste steenlegging plaats. Pastoor Bauland las een document voor, dat zou worden ingemetseld. Na de eerste steenlegging kregen ook andere genodigden gelegenheid een steen te plaatsen. Waarna het de beurt was aan de parochianen om een offersteentje te plaatsen. Kinderen mochten voor één cent een steen metselen. Op zondag 26 oktober 1947, feestdag van Christus Koning, vond de inzegening plaats. De kapel werd toegewijd aan Maria, Koningin van de Vrede. Het daarin geplaatste beeld werd vervaardigd door de Utrechtse beeldhouwer Uitewaal en stelt Maria voor, zittend met het Goddelijk Kind op haar schoot. De gebrandschilderde ramen waren van Gerard Lelivelt uit Doetinchem. Loil stak de vlaggen uit en er werd opgeroepen te bidden tot Maria om de jongens te sparen in Indië, terwijl de leerkrachten op de school met de kinderen baden voor een nieuwe meisjesschool. De Didamse pater A. Elfrink M.S.F. hield de predicatie. Hij memoreerde, dat Loil juist een kapel had gebouwd op de plaats waar Maria ogenschijnlijk haar beschermende hand had teruggetrokken. De schoolkinderen brachten een bloemenhulde. Het zangkoor van de Maria Congregatie zong het lied ‘Maria’s zoete naam’.

De Mariakapel
De Mariakapel in winterse tooi 

Kapel afgebroken en bouw van een nieuwe Mariakapel

Als gevolg van gebrekkig onderhoud raakte de kapel en het park in ernstig verval. In 1973 werd het uiterst pijnlijke besluit genomen om de kapel af te breken. Loil had vanaf dat moment geen Mariakapel meer en dat maakte veel emoties los in de Loilse gemeenschap.

Eind jaren negentig kwam het parochiebestuur – nadat de nieuwe begraafplaats was ingewijd – met het idee om de heilige maagd Maria weer in een kapel te plaatsen. Het idee kreeg in de Loilse gemeenschap in eerste instantie weinig bijval. Ondanks kritische geluiden bleef het idee bestaan en na een forse donatie van een Mariavereerster kon het startsein worden gegeven. Veel vakmensen waren er te vinden die op vrijwillige basis de bouwklus klaarden. Op zondag 20 augustus 2000 kon de nieuwe Mariakapel feestelijk worden ingewijd.

Bronnen:

  • Tomassen, G., Didam in de twintigste eeuw, jaar 1947 (Didam 2007)
  • Loil 2000 van de Stichting Kontaktraad Loil (Loil 2002)