Dokter Dunselman

Inleiding

In de raadsvergadering van de gemeente Didam van 13 november 1925, die werd voorgezeten door burgemeester jonkheer Harmen H.J.M. van de Poll, werd met ingang van 1 januari 1926 eervol ontslag verleend aan Dr. Van Dijk. In dezelfde vergadering werd J.A.M. Dunselman per 1 januari 1926 benoemd tot gemeentegeneesheer en tevens schoolarts. Zijn salaris werd bepaald op 1000 gulden per jaar en dat van schoolarts op 60 gulden per openbare school. Dokter Dunselman was van 1926 tot 1960 gemeentegeneesheer/arts in Didam.

Levensloop

Op 25 maart 1896 werd Johannes (roepnaam Jan) Antonius Maria Dunselman in Nieuwer Amstel geboren. Na zijn lagere school vervolgde hij zijn studie aan het Canisius College te Nijmegen en het Sint Ignatius College te Amsterdam. Een studiegenoot op het gymnasium (uit die tijd) was Dr. C.P.M. Romme, later voorman van de KVP (Katholieke Volkspartij), die met Dr.W. Drees in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Romme was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus.

Jan Dunselman (1896-1970)

Op 27 november 1916 ging Jan Dunselman geneeskunde studeren aan de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit te Amsterdam. Op 15 oktober 1924 behaalde hij zijn artsenbul. Vervolgens ging hij als arts werken op de chirurgische afdeling van het Sint Antoniusgasthuis te Utrecht onder chirurg Dr. J.B.A. Touw. In dit ziekenhuis werkte op genoemde afdeling verpleegster Anna Bernardina Catherina Antonia Hafkenscheid, geboren op 28 september 1902 te Arnhem. Uit deze werkrelatie volgde op 9 september 1925 een huwelijk waaruit zeventien kinderen werden geboren.

Allergie en huidproblemen aan zijn handen beperkte Dunselman’s mogelijkheden van het uitoefenen van de chirurgie. In het openbare leven trad hij niet vaak op de voorgrond, maar hij was wel een vraagbaak en vertrouwenspersoon voor zeer velen.

Het gezin Dunselman

Didamse periode

Vanaf zijn start in Didam tot 1940 was hij als enige arts verantwoordelijk voor de gezondheidszorg in de hele gemeente. In de tijd dat Didam nog over een ziekenhuis met bijna zestig bedden beschikte, fungeerde hij tevens als ziekenhuisarts met ondersteuning van een zuster. Gedurende de jaren die hij werkte voor de gezondheid van de Didammers heeft hij veel sympathie verworven. Dokter Dunselman was ook arts bij de Nederlandse Spoorwegen, de Koninklijke Landmacht en het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Niet zelden trad hij ook op als tandarts en deed hij kleine chirurgische ingrepen. Daar kwam nog bij dat hij vanaf zijn aanstelling als gemeentegeneesheer ook nog (tot 1930) moest zorgen voor de kinderen van het kinderkamp dat was gevestigd tegenover het station. Iedere morgen om 11.00 uur was hij hier te vinden om de gezondheidstoestand van de kinderen te bewaken. De werkloosheid onder de gewone arbeiders was ook in Didam rond 1930 schrikbarend hoog. Er heerste grote armoede in die tijd. Als gemeentegeneesheer was Dunselman verplicht om de armen, die op een lijst van behoeftigen stonden, gratis te behandelen, hun medicijnen te verstrekken en tegen pokken in te enten. De meeste mensen stonden echter niet op de lijst, maar konden ook niet betalen. De rekeningen die oninbaar waren, werden dan verscheurd door de ruimhartige instelling van de geneesheer.

Jan Dunselman en zijn echtgenote

De buitengebieden van Didam hadden meestal onverharde wegen. In de winter waren deze onbegaanbaar en werden de patiënten vaak met behulp van paard en slee bezocht. In de zomer gebruikte Dunselman zijn motor (later een auto). Op 30 augustus 1940 vestigde zich in Didam aan de Schoolstraat voor het eerst een tweede arts, J.F.M. Auping. Hij vertrok kort na de Tweede Wereldoorlog op 25 november 1946 en werd toen opgevolgd door dokter Th.J.A. Jennekens. Op 15 december 1955 kreeg Didam een derde arts in de persoon van dokter J.I. de Neeff.

Einde huisartsenpraktijk en benoeming ereburger van Didam

Een langzaam slopende ziekte dwong dokter Dunselman om ingaande 1 januari 1960 zijn praktijk dat was gevestigd in het bekende Dunselmanpand aan de Raadhuisstraat te beëindigen. Hij werd opgevolgd door dokter T.A.M. Bekema. Vanwege de vele verdiensten voor de Didamse gemeenschap werd aan dokter Dunselman per 15 oktober 1964 het ereburgerschap van Didam toegekend. De populaire arts overleed op 18 juni 1970 en werd begraven op het R.K. kerkhof te Didam op 23 juni 1970. Na zijn dood besloot de Didamse gemeenteraad op 17 augustus 1978 een straat naar hem te vernoemen.

Bronnen:

  • Oaver Diem 2006, gemeentegeneesheer J.A.M. Dunselman, J. Beursken
  • Didam in de twintigste eeuw, jaar 1926 (Didam 2007)