Molen De Korenbloem

De roskorenmolen van Geerlings

In de weilanden achter het dubbele woonhuis met het huidige adres Wehlseweg 27 en 29 in Loil (’t Goor genoemd) heeft vanaf omstreeks 1810 tot 1853 een molen gestaan. Deze molen was eerst een roskorenmolen, waarbij met behulp van paarden het graan gemalen werd. De eerste jaren was Jan Geerlings de eigenaar, hij werd opgevolgd door zijn zoon Hendricus. Deze trouwde in 1813 met Jenneken Brouwer en zij kregen 12 kinderen. Zij trokken in bij zijn ouders in het molenaarshuis dat tot 1996 op de hoek van de Rosmulderweg en de Wehlseweg (huidig adres Wehlseweg 23) heeft gestaan.

Naast molenaar was Hendricus Geerlings vanaf 1817 assessor (wethouder) van de voormalige gemeente Didam. Dat bleef hij twee perioden van zes jaar en vanaf 1931 was hij nog tien jaar raadslid. Ook was hij lid van het Armbestuur van de Hervormde kerk.

De roskorenmolen werd een windkorenmolen

Omdat het tempo van malen bij een windmolen ongeveer tien keer zo hoog ligt als bij een rosmolen en dus de opbrengsten hiervan ook veel hoger zijn, besloot Hendricus Geerlings in 1823 om zijn roskorenmolen om te bouwen tot windkorenmolen.

De molen lag echter voor de windvang te laag (’t Goor was een laag gelegen gebied) en dat ging ten koste van de omzet. Daarnaast werd in 1833 de accijns (her)ingevoerd en mede door de grote concurrentie kwam het inkomen van de molenaar zwaar onder druk te staan. Ook kreeg hij een affaire met molenaar Ter Laak, die hem van accijnsfraude betichtte. Omdat Hendrikus zijn gezin niet langer kon onderhouden vertrok hij in 1841 naar Opheusden (gemeente Kesteren) in de Betuwe.

De plaats van de molen aan de Wehlseweg
Het molenaarshuis aan de Wehlseweg dat in 1996 werd gesloopt

Nieuwe eigenaren

De molen werd verkocht aan Joseph Cavadino die het in 1843 weer doorverkocht aan Hendrik Geuijen. Het bemalen van de molen had Cavadino aan anderen overgelaten, als laatste aan Derk Gerritsen. Deze bleef dit ook doen toen Hendrik Geuijen eigenaar werd. Derk trouwde in 1846 met Hendrik’s dochter Aleida en werd later de eigenaar van de molen.

Derk Gerritsen bouwde een nieuwe molen

Er zat weinig toekomst meer in de windkorenmolen aan de Wehlseweg. De molen lag te laag voor een goede windvang, vergde veel onderhoud en door zijn bijzondere constructie was er eigenlijk geen uitbreiding mogelijk. Daarom besloot Derk Gerritsen om de molen te slopen en een nieuwe stenen molen volgens de laatste technieken op een hoger gelegen gebied te bouwen. De oude molen, gedeeltelijk van steen en hout, werd gesloopt in 1853 en in 1855 was de nieuwe molen gereed. Derk Gerritsen bleef met zijn gezin in het muldershuis aan de Wehlseweg wonen, omdat hij door de investeringen in de nieuwe molen krap bij kas zat.

De windkorenmolen ‘Korenbloem’

Voor een betere windvang werd de molen extra hoog gebouwd. Om bij de wieken te kunnen werd een bult (belt) opgeworpen om de molen. Hierdoor werd dit type molen beltmolen genoemd. De molen kreeg de naam ‘Korenbloem’, maar het is niet zeker of de molen al meteen deze naam kreeg. De nieuwe molen begon zijn vruchten af te werpen en het ging Derk steeds meer voor de wind. Hij had diverse knechten in dienst die veelal maar kort bleven. Echter één knecht, Theodorus Koenders, bleef wel plakken. Hij trouwde in 1876 met Johanna Gerritsen, de dochter van zijn baas Derk. Hij werd hierdoor de opvolger van zijn schoonvader Derk Gerritsen op de molen. Theodorus Koenders bleek echter niet geschikt voor het molenaarsbestaan, hij besteedde het verdiende geld op een verkeerde manier. Hij was ziekelijk en in 1878 gedwongen om de molen van de hand te doen. Deze werd verkocht aan de erven Lenderink, afkomstig uit Wehl. Albertus Lenderink kreeg de molen op zijn naam, maar zijn broer Hendricus werd de eigenlijke molenaar. Ook zij hadden diverse knechten in dienst, die veelal rond één jaar bleven. In 1902 stierf Hendricus Lenderink als jongste van het stel. Omdat de verdiensten de laatste jaren niet geweldig waren, besloten zijn broers om de molen te verkopen. Gerhardus Berendsen, een familielid die ook knecht was, werd de nieuwe eigenaar van de molen. Hij kocht ook het huis en erf bij de molen, de bewoners mochten blijven wonen. Gerhardus Berendsen kon het echter niet draaiende houden en werd in 1905 failliet verklaard. Daarna werd alles verkocht.

Frans Ketels, de nieuwe eigenaar

Frans Ketels werd de nieuwe eigenaar, hij was afkomstig uit een echt molenaarsgeslacht. Hij kende de molen al, want hij was op de ‘Korenbloem’ in 1869 al knecht geweest om ervaring op te doen. Frans was een succesvol zakenman. Hij kocht in 1875 de St. Martinusmolen in Didam en hij woonde met zijn gezin in het muldershuis bij die molen. Verschillende knechten hielden de ‘Korenbloem’ in Loil draaiende. Eén hiervan was Hendrik Meuleman, die er al jaren werkte. Hij deed het zo goed dat hij bevorderd werd tot eerste molenaar en zaakvoeder. Hij trouwde in 1907 met Frans’ dochter Anna en nam de molen en het bijbehorende huis en bouwland voor 5000 gulden van zijn schoonvader over. Hendrik en Anna gingen in het huis bij de molen wonen.

Hendrik Meuleman en Anna Ketels
op hun trouwdag in 1907
De boerderij van Duis en op de achtergrond de Korenbloem in 1930 

Grote brand

Op 18 april 1910 brandde de molen en het woonhuis geheel af en alle bezittingen van Hendrik Meuleman en Anna Ketels gingen daarbij verloren. De molen en het huis werden weer opgebouwd, waarbij het nieuwe huis dichter bij de molen werd gebouwd. Ook werd er een vrijstaand ‘motorhuis’ gebouwd, zodat er ook middels een motor gemalen kon worden.

Met de noorderzon vertrokken

In de jaren twintig ging het steeds slechter met molenaar Hendrik Meuleman. Hij kon het zware werk niet meer aan en het ging hem financieel niet voor de wind. Hij gaf er in 1927 de brui aan en vertrok met de noorderzon. Zijn bezittingen werden in 1928 gekocht door de firma W.A. Gerritsen en Zn. uit Doesburg. Zij verpachtten de molen aan Jan Borst, afkomstig uit Harenkarspel (N.H.). Jan kon na anderhalf jaar de molen kopen, maar vond de prijs te hoog. In Loil liet hij aan de Wehlseweg een korenmalerij bouwen, waarmee hij de kost ging verdienen.

Hent Derksen, de nieuwe eigenaar en molenaar

Hent Derksen uit Stokkum werd in 1933 de nieuwe eigenaar van de ‘Korenbloem’ door op een veiling het hoogste bod (5400 gulden) uit te brengen. Door een grote explosie in het zustershuis (genaamd Canisiusgesticht) en de meisjesschool aan de Kloosterstraat werd in april 1945 de molen zwaar beschadigd. Het kostte enige tijd om voldoende subsidie binnen te halen en pas in 1948 was de molen volledig gerestaureerd. In de jaren zestig namen de zonen Henk en Wim de molen over van vader Hent. Tot 1979 werd de molen gebruikt voor het malen van graan. Hierna spitste men zich toe op een veevoederbedrijf. In 1984 stopte Wim met zijn werkzaamheden op en rond de molen. Omdat de molen niet meer draaide, werden de uitwendige delen steeds meer aangetast. Een grote renovatie volgde en deze werd in 1989 afgerond. De bedrijfsvoering werd in 2000 stopgezet, zelf beperkt Henk Derksen zich nu (2012) tot verkoop van voer en benodigdheden voor kleinvee.

Hend Derksen en Doortje Oostendorp
Opening molen na restauratie in 1948

Rijksmonument

Op 5 oktober 1966, nummer 12872, werd de ‘Korenbloem’ tot rijksmonument verklaard. De in 1855 gebouwde molen is nu al weer bijna tachtig jaar in de familie Derksen en staat nog steeds fier aan de Doetinchemseweg in Loil.

De Korenbloem in de jaren vijftig van de vorige eeuw
De Korenbloem met motor- en muldershuis

Bronnen:

  • Stevens H., Didamse molens en molenaars (Didam 2003)
  • Stevens H., De maalderijen van Didam (Didam 2011)