Paneel 14: Buitengebied Nieuw-Dijk

Inleiding

De OVD heeft in totaal 15 informatiepanelen in de voormalige gemeente Didam geplaatst. Voor een overzicht van alle informatiepanelen klik hier.



Hieronder vindt u een uitgebreide beschrijving van de afbeeldingen die horen bij dit informatiepaneel.
Er zijn ook afbeeldingen toegevoegd.

Foto 1: Het seinwachtershuis (Oude Beekseweg t.o. nr. 54)

Een belangrijke ontwikkeling voor het openbaar vervoer was de aanleg van een spoorlijn. De spoorlijn Winterswijk-Doetinchem-Zevenaar (49,9 km.) werd in dienst gesteld op 15 juli 1855. In het traject werden sommige overwegen bewaakt door middel van slagbomen, die handmatig werden bediend door een seinwachter. Nabij het seinwachtershuis aan de vroegere Beekseweg stond een houten wachthuisje, waarin de seinwachter met een hendel de wissels in de juiste stand en de seinen op veilig zette. Het signaal hiertoe werd ontvangen vanuit het station in Didam. Voor meer informatie zie het jubileumboek Nieuw-Dijk van A tot Z, 1911-2011 (Duiven 2011).

De voormalige spoorwegovergang aan de Beekseweg kijkend richting Nieuw-Dijk en Beek. Rechts het seinwachtershuis.
(fotocollectie OVD)
De voormalige spoorwegovergang aan de Beekseweg met het seinwachtershuis (links ) en het wachthuisje van de seinwachter. De foto werd genomen bgv het aanbrengen van de Ahobs.
(fotocollectie Parochiearchief Nieuw-Dijk)

Foto 2: Kruidenierswinkel en bakkerij Verkerk (Oude Beekseweg 58)

Toen Toon Verkerk in 1927 trouwde met Johanna Ruijling betrokken zij de ouderlijke woning annex café-boerderij van Toon aan de toenmalige Beekseweg. Toon Verkerk begon er een bakkerij met een kruidenierswinkel, maar ook het boerenbedrijf bleef intact. Machines waren er nog niet en de oven werd in die tijd gestookt door middel van takkenbossen. In de eerste tijd werden in hoofdzaak wittebroden van 12, 16 en 24 ons en roggebroden, 10 en 20 ponders, gebakken. Het brood werd bezorgd met een fiets, waarop een grote rieten mand was bevestigd. Wat later werd de fiets vervangen door paard en wagen. In het begin waren de bakkers bij het venten vrij in het kiezen van hun klanten. Het was geen uitzondering dat meerdere bakkers in één straat hun brood venten. In 1970 volgde een sanering en konden de bakkers alleen nog in de hun toegewezen wijken bezorgen. De Verkerk’s waren een echte bakkersfamilie. Rond 1960 werd het oude pand afgebroken en werd ernaast een nieuwe woning met winkel en bakkerij gebouwd. In 1994 stopten Theo en Joseph Verkerk hun bakkersactiviteiten en verdween ook de laatste kruidenierszaak uit Nieuw-Dijk. Voor meer informatie zie het jubileumboek ‘Nieuw-Dijk van A tot Z, 1911-2011’ (Duiven 2011).

 Het oude pand dat in 1960 werd gesloopt (fotocollectie Theo Verkerk)
Het in 1960 gebouwde woonwinkelpand met bakkerij (fotocollectie Theo Verkerk) 

Foto 3  Maalderij Smits (Pater Smitsstraat 1)

In 1946 kreeg Gradus Smits een vergunning voor het bouwen van een graanmaalderij met bedrijfswoning. Drie jaar later trad hij in het huwelijk met Gerda Raben. Naast het malen van graan verkocht Gradus ook brandstoffen en kunstmest. Ook werden eieren ingekocht en doorverkocht. Aanvankelijk zorgden paard en wagen voor transport, later gebeurde dit met een vrachtauto.

In 1972 nam Gradus ook de maalderij over van zijn neven Jan en Bernard Smits in Loil. Omdat hij geen opvolger had, verkocht hij zijn bedrijf op 1 mei 1984 aan Henk Derksen uit Loil. Voor meer informatie zie het jubileumboek ‘Nieuw-Dijk van A tot Z, 1911-2011’ (Duiven 2011) en het boek ‘De maalderijen van Didam’ van Henk Stevens (Didam 2011).

De inmiddels gesloopte maalderij van Gradus Smits (fotocollectie familie Smits)
De inmiddels gesloopte maalderij en het woonhuis van Gradus Smits (fotocollectie familie Smits) 

Foto 4  Galanterieënwinkel Aaldering (Beekseweg t.o. nrs. 63 en 65)

In 1923 kocht Herman Aaldering aan de Beekseweg de woning van kleermaker Toon Baakman. Herman en echtgenote Anna Aaldering-Koenders bleven hier tot 1973 wonen en daarna werd de woning afgebroken. Sinds Herman in Nieuw-Dijk woonde, probeerde hij de kost te verdienen met de opbrengst van de boerderij. Omdat het boerenwerk niet genoeg opleverde, ging hij ook met paard en wagen langs de deur om potten en pannen en andere snuisterijen te verkopen. Dezelfde waren verkocht hij ook in zijn winkeltje aan huis. Dat winkeltje was gevestigd in een voorkamer van de woning. Het woonhuis werd in de jaren zeventig gesloopt en er vond geen herbouw plaats.

De familie Aaldering voor het woonhuis met winkeltje links naast de voordeur. Op de foto uit 1936 staan v.l.n.r.:
vader Herman, Zus, Johanna, moeder Anna en Hendrik (fotocollectie Willie Thijssen)
Het woonhuis zonder winkeltje kort voor de sloop in 1973 (fotocollectie Willie Thijssen) 

Foto 5 Café-restaurant en speeltuin Raben (Tolweg 9)

In 1931 trad Willem Raben in het huwelijk met Coba Duis en zij gingen wonen in het woonhuis op het adres Beekseweg 69 (nu Tolweg 9). In 1938 kreeg Willem vergunning om een thee- en speeltuin te beginnen en de woonkamer te verbouwen tot een gelagkamer van 3x 3 meter. De opening was op 27 april 1940 en deze horecagelegenheid kreeg de naam Boszicht. De speeltoestellen waren ontworpen en gemaakt door enkele inwoners van Nieuw-Dijk, Nol Tinneveld, Willem Freriks en Gradus de Reus. Deze horecagelegenheid kreeg de naam Boszicht.
In 1959 kreeg Willem Raben vergunning om sterke drank te verkopen. Er kwam veel vraag naar restaurantmogelijkheden en in 1961 werd een grote keuken met feestzaal aan het woonhuis gebouwd. Door de prachtige ligging maakte reisorganisatie ‘De Jong Intra’ bij Boszicht een verzamel- en overstapplaats voor reizigers uit heel Nederland.    
In 1975 werd Boszicht overgenomen door zoon Sjaak Raben en zijn echtgenote. De bezoekersaantallen voor de speeltuin liepen sterk terug en de werkzaamheden in het restaurant kregen nog meer prioriteit. Er kwam een topdrukte van komende en vertrekkende vakantiegangers, die bij Boszicht van eten en drinken werden voorzien. In de volksmond werd Boszicht aangeduid met ‘Klein Schiphol’. De speeltuin werd vervolgens in het midden van de jaren zeventig opgeheven. In 1989 kwam het bedrijf van de familie Raben in andere handen. Het oude gedeelte, waar het eens begon, heet nu restaurant ‘Juffrouw Tok’ en de zalen kregen de naam ‘Partycentrum Boszicht’. Meer informatie in jaarboek Aover Diem 2009 en het jubileumboek Nieuw-Dijk van
A tot Z, 1911-2011 (Duiven 2011).

Café en speeltuin ‘Boszicht’ van Willem Raben (fotocollectie Diny Goossens-Raben)
In de speeltuin (fotocollectie Diny Goossens-Raben)
Café en speeltuin Boszicht van Willem Raben
(fotocollectie Diny Goossens-Raben)
De eerste touringbussen in de jaren zestig (fotocollectie Diny Goossens-Raben)

Foto 6: Café-restaurant ‘De Meikamer’ (Tolweg 2)

Het woonwinkelpand aan de huidige Tolweg 2 werd omstreeks 1929 gebouwd door bakker Frans Steverink uit Gaanderen. De Tolweg heette voorheen Beekseweg en lag nabij de kruising van de Oldegoorweg en de Bosstraat. De weg naar Beek en daardoor ook het begin van de Bosstraat wijzigde door de de aanleg van de A18.

In het woonwinkelpand was in het begin een hotel/pension, café, winkel en bakkerij gevestigd. Het was maar kort in gebruik en in het begin van de jaren dertig werd Gradus de Reus de nieuwe exploitant. Hij was radiomonteur, smid en en installateur. Ook had hij een taxibedrijf, een bezinepomp en verkocht hij ook fietsen. Gradus de Reus was naast ondernemer ook gemeenteraadslid, lid van de vrijwillige brandweer en zat in het bestuur van de schutterij en de Oranjevereniging in Nieuw-Dijk. In 1972 nam zoon Gerrit het bedrijf van zijn vader over.

In 1950 was aan de achterzijde van het pand (zijde Bosstraat) de zuivelhandel van Gerard Groen gevestigd. Dat duurde tot 1960 en toen vertrok Gerard met zijn gezin naar de Wilhelminastraat in Didam. Voor meer informatie zie het jubileumboek Nieuw-Dijk van A tot Z, 1911-2011 (Duiven 2011).

Ansichtkaart van Hotel Pension ‘De Meikamer’ aan de toenmalige Beekseweg (fotocollectie Jan Bolder) 
De voorgevel van het woonwinkelpand van Gradus de Reus (fotocollectie Gerrit de Reus) 
Melkslijter Gerard Groen bij zijn venterswagen aan de zijde van de Bosstraat omstreeks 1955 (fotocollectie Ans Groen)

Foto 7: Het tolhuis (op voorgrond) in 1933 (Tolweg 11)

Voor het onderhouden van de openbare weg van Zevenaar naar Didam was het heffen van tolgelden noodzakelijk. In 1819 verleende de koning toestemming aan het gemeentebestuur van Didam om de Tatelaartol te exploiteren. Dit kreeg in 1856 een vervolg voor het wegtraject van Didam naar Zeddam. In de gemeente Bergh werd de tol geheven nabij het Bergherbos in Beek en in de gemeente Didam nabij de Meikamer in het toenmalige Dijk (later Nieuw-Dijk). De gemeente Didam benoemde Albertus Horsting tot eerste tolgaarder van de Meikamertol en hij betrok met zijn gezin het nieuw gebouwde tolhuis Zijn salaris bedroeg 75 cent per dag met de verplichting om ook werkzaamheden aan de tolweg te verrichten. Het weggedeelte werd verhard met grind en leem. In 1942 werden de tollen in Didam opgeheven. Voor meer informatie zie het boek ‘Van bosmark tot kerkdorp, 75 jaar Nieuw-Dijk’ door Frans Staring (Doesburg 1986) en het jubileumboek Nieuw-Dijk van A tot Z, 1911-2011 (Duiven 2011).

Het tolhuis aan de toenmalige Beekseweg in 1933 (fotocollectie Jan Kruis)
Het gezin van tolgaarder Jan Jansen voor het tolhuis omstreeks 1932. (fotocollectie Jan Kruis) 

Foto 8: Bewoners ‘Diemse hei’ in 1913

Opvallend was het veelvuldig voorkomen van dezelfde familienamen op de ‘Diemse Hei’. De bewoners waren gehecht aan hun stekkie en generaties achtereen woonden er dezelfde families. Om de bewoners uit elkaar te kunnen houden, werden bijnamen gegeven. Zo waren algemeen bekend: de Spi-j, de Hut, de Witte, de Beer, de Kip, de Rot, de Pil, de Dikkop, de Pien, de Vilder, de Rammel, de Zijver, het Lorretje, zwarte Gerrit en de Prul. Het schijnbaar zorgeloos en ongebonden leven van de heibewoners werden door velen niet altijd begrepen. Deze en nog meer informatie over de ‘Diemse Hei’ kunt u lezen in het jubileumboek Nieuw-Dijk van A tot Z, 1911-2011 (Duiven 2011).

Bewoners van de ‘Diemse Hei in 1913 (fotocollectie OVD)
Bewoners van de ‘Diemse Hei in 1913 (fotocollectie OVD)
Deel van de oudste overzichtskaart van De Liemers in 1573 met de vermelding
van Dyem en Dyemer Bosch. Kaart is van cartograaf Christiaen ’s Grooten
(omslag van het boek De Liemers van Nol Tinneveld, Nijmegen 1984)  

Foto 9: Ontginning van De Parkes (nabij de Koningsweg 3)

Omstreeks 1100 lag aan de oostkant van Didam het Dyemer Bossch (zie vorig kaartje uit 1573). Het was een groot aaneengesloten bos en heidegebied van omstreeks 800 hectare. Het werd oorspronkelijk beschouwd als een gemeenschappelijk bezit van de bewoners van de aangrenzende buurtschappen. Deze kapten er onbeperkt hout. Toen de bevolking ging toenemen, had dit een nadelige invloed op de boscultuur.Om het beter te kunnen beheren en het aantal gebruikers te beperken werd het Dyemer Bossch – vermoedelijk in de 13e eeuw – door de grondbezitters verdeeld in drie bosmarken, het Loelerholt, het Milsterholt en het Waverloholt. Een beperlkt aantal geerfden (de gezamenlijke eigenaren van de onverdeelde bossen) mocht van deze bossen gebruik maken. Hout droeg in die tijd in hoge mate bij tot de economie van Didam. Veel hout werd geleverd aan de markten in Doesburg, Zevenaar en Emmerich.

Rond 1100 ontstond langs de noordkant van het Waverloholt de buurschap Waverlo en enige tijd later op de grens van het Loeler- en Milsterholt de buurtschap Holthuizen. De buurtschap Waverlo werd in de 15e eeuw steeds meer Dijk (wal om het Waverloholt) genoemd totdat de oude naam Waverlo uiteindelijk geheel verdween. In 1911 werd in Dijk aan de huidige Smallestraat een kerk gebouwd en het nieuw gevormde kerkdorp werd Nieuw-Dijk genoemd. De rest van de buurtschap Dijk kreeg vanaf dat moment de naam Oud-Dijk. Het huidige grondgebied van Nieuw-Dijk lag dus in de bosmarken Milster- en Waverloholt. Omstreeks 1700 besloten de eigenaren om de bossen te kappen, het hout te verkopen en de gronden onder elkaar te verdelen. Er volgde een kaalslag en er ontstonden heidevelden. De gronden werden in cultuur gebracht en de belangrijkste eigenaar bouwde er enkele pachtboerderijen (Dixmuiden, De Parkes, Boxmeer en Ritberg). De gronden werden in blokken verdeeld en afgeperkt door een sloot. Na het afperken onstonden diverse parken en dat leverde onder meer de benaming De Parkes op voor een nieuwe buurtschap. De overgebleven woeste gronden werden uiteindelijk weer beplant met dennen en loofhout. Door de jonge aanplant ontstond weer een bosrijk gebied in De Meikamer. 

In het begin van de 20e eeuw exploiteerden de Didammers J.B.A. Thuis en notaris H.G.N. van Romondt een ontginningsbedrijf om het bosgebied in de buurschap De Parkes bouwrijp te maken en om de gronden in cultuur te brengen. Daartoe moesten bomen worden gekapt, stronken gerooid en de gronden geëgaliseerd. Voor meer informatie zie het het jubileumboek Nieuw-Dijk van A tot Z, 1911-2011 (Duiven 2011) en het jaarboek Aover Diem 2019.

Arbeiders van het ontginningsbedrijf in 1907 voor de woning van Rein Sloot aan de Koningsweg.
V.l.n.r.: W. Wiendels, G. Menning (de Prös), H. Wiendels (te paard), H. Ankersmit (met zaaivat), Th. Rutjes, A. Wiendels (met jachtgeweer), J.R. Wiendels (van de Pakop; bosbaas voor de
Van Nispens) en R.A. Sloot (aan de ploeg). Deze paarden vormden het eerste span dat op het bedrijf werd gebruikt.
(fotocollectie Oudheidkundige Vereniging Gendringen)
Nog een foto van arbeiders die in 1907 hielpen om ‘De Parkes’ te ontginnen. Staand v.l.n.r.: B. Gal, onbekend, J. van den Berg (Jan van de Rot), Ankersmit, A. van den Berg (Lot), Jan Wiendels van de Pakop (boswachter-opzichter), A. Wiendels (later politiechef Gendringen), B. Menning (uit de Vianen), J. Gal en Lubbers. Zittend v.l.n.r. Th. van den Berg (Dorus van de Rot), 
Th. Schuurman (Dorus van de Jöd), J. Schuurman (Kareltje), Willem Wiendels (zoon van de boswachter), geknield
B. Lubbers. (Uit: boekje ‘Kent u ze nog de Diemsen’) 

Foto 10 Boerderij ‘De Melder’

Boerderij ‘De Melder’ lag in de 15e eeuw aan de grens van het Waverlobos. Het was de afgezonderde laatste woning van het buurschap Waverlo. De vermelding van ‘De Melder’ komt al in zeer oude akten in de 14e eeuw voor. In 1359 werd Willem van den Melre genoemd en hij is vermoedelijk de oudst bekende bewoner. Of de naam genoemd is naar de oudste bewoner of dat het is afgeleid van het middeleeuwse woord ‘melre’ (zandheuvel) is niet meer na te gaan. Volgens de bodemkateringskaart van Pijl uit 1948 ligt ‘De Melder’ precies op zandgrond van iets andere aard dan die van de omgeving.
Op de eerste kadastrale kaart (minuutplan van 1832) heeft de boerderij een L-vormige plattegrond. Op het kadastrale veldwerkkaart uit 1883 is de nieuw gebouwde boerderij op vrijwel dezelfde plaats gesitueerd, maar de vorm en afmetingen zijn duidelijk anders. Het is een krukhuisboerderij en wordt gedateerd rond 1883. Momenteel heeft ‘De Melder’ uitsluitend nog een woonfunctie. Voor meer informatie zie jaarboek Aover Diem, jaargang 2018, nummer 33.

 Boerderij ‘De Melder’. (fotocollectie Annie Duis-Klaassen)
Boerderij ‘De Melder’ (foto Werkgroep Boerderijen en Veldnamen)

Dit paneel is mede mogelijk gemaakt door: