Menig genealoog (stamboomonderzoeker) heeft belangstelling voor bidprentjes, met name de doodsprentjes. Deze prentjes krijgen derhalve ook de meeste aandacht. Dit overzicht is vooral bedoeld om meer duidelijkheid te geven over de diverse soorten bidprentjes.
Inleiding
Bij veel uitvaartdiensten worden bidprentjes uitgedeeld. Het zijn prentjes die binnen de katholieke gemeenschap uitgedeeld worden ter herinnering aan een bepaalde gebeurtenis. Bijvoorbeeld een doop, een eerste communie of een huwelijk, maar met name een begrafenis. De bidprentjes voor overledenen (ook wel doodsprentjes genoemd) zijn bedoeld als persoonlijke herinnering aan de overledene en hebben als zodanig een grote waarde. De meer algemene term voor bidprentje is gedachtenisprentje of herinneringsprentje.
Vroeger werden deze prentjes bewaard in kerkboeken van nabestaanden. Ze dienden vaak als een soort boekenlegger en werden tijdens de diensten gelezen en herlezen. Met het verminderen van de kerkgang en de grote wijzigingen in vieringen, raakten de kerkboeken uit de mode en verdwenen de bidprentjes in lades en kasten. Totdat ze – om verschillende redenen – onderwerp van verzamelen werden. Voor de familieonderzoeker, de genealoog, vormt het bidprentje een aanvullende bron van informatie omdat er veel gegevens op vermeld staan.
De benaming ‘bidprentjes’ geeft duidelijk aan welke dubbele functie deze prentjes bij de gelovigen hebben vervuld. Zij zijn vooral gebruikelijk bij de rooms-katholieke bevolking. Het waren prentjes waarop vaak een gebed stond, vergezeld van een afbeelding van Christus, Maria of een andere bekende heilige. Het was een aansporing tot gebed. De prentjes maakten de heiligen zichtbaar. Hun leven en lijden schonken troost en bemoediging in alle nood. Op de achterzijde van de bidprentjes werd vaak de herinnering opgeschreven van een gebeurtenis in het gezin, de doop, de eerste Heilige Communie of het overlijden.
De mensen bewaarden de bidprentjes vaak in hun missaal of kerkboek. Kerkelijke en liturgische vernieuwingen hebben missaals en kerkboeken sterk teruggedrongen en sommige zijn zelfs helemaal verdwenen. Bidprentjes stammen uit omstreeks 1500. Van de bid- of devotieprentjes was Antwerpen het oudste en voornaamste centrum. De oorsprong van de doodsprentjes ligt in Holland. In de loop der tijd zijn voor bidprentjes verschillende papiersoorten gebruikt. De oudste waren van perkament, daarna van kant (17e en 18e eeuw). Die van rond 1870 soms op dun papier.
Verschillende soorten bidprentjes
Doopprentjes
Deze prentjes werden uitgegeven bij gelegenheid van de doop komen eerst in de 20e eeuw algemeen voor.
Communieprentjes
Deze prentjes werden uitgegeven ter herinnering aan bv. de eerste Heilige Communie komen reeds in de 18e eeuw voor.
Vormselprentjes
Deze prentjes werden uitgegeven ter verwijzing naar de toediening van het Heilig Vormsel zijn reeds bekend vanaf het einde van de 18e eeuw.
Verlovings- en huwelijksprentjes
Deze prentjes welke overigens erg weinig voorkomen, zijn bekend vanaf 1936.
Priesterwijdingsprentjes
De oudst bekende priesterwijdingsprentjes zijn met de hand geschreven, later kwamen er gedrukte prentjes en pas na 1900 werd het gebruik ervan vrij algemeen.
Heiligenprentjes
Deze prentjes werden ook wel ‘santjes’ (sanctus = heilig) genoemd. Op de prentjes stonden de heiligen afgebeeld. Om hen individueel te onderscheiden werd de heilige meestal afgebeeld met een of ander kenmerkend attribuut zoals bijvoorbeeld:
1. De pijlen bij Sint Sebastiaan
2. Het varken bij Antonius Abt
3. Het kindje Jezus bij Antonius van Padua
4. De heilige Lucia met zwaard
5. De tand bij de heilige Apollonia
Heiligenprentjes werden uitgegeven ter bevordering van de verering van de heiligen. Deze heiligen werden bij bepaalde ziekten aangeroepen. Bijvoorbeeld bij oogziekten, de heilige Lucia en bij tandpijn, de heilige Apolonia.
Bedevaartsprentjes
Deze prentjes dienen ter herinnering aan het bezoek aan een bepaalde bedevaartsplaats, bijv. Kevelaer. Meestal bevatten zij een afbeelding van het betreffende genadeoord en/of van het bezochte genadebeeld.
Congregatieprentjes
Deze prentjes – bijv. van de Mariacongregaties – werden maandelijks onder de leden van de congregatie verdeeld. Zij bevatten een afbeelding van een heilige, die uitgeblonken had in een bijzondere deugd. Verder bevatte het prentje een korte levensbeschrijving van die heilige, een gebed en een toepasselijke tekst van de kerkvader.
Eet-of slikprentjes
Deze prentjes werden in enkele Zuid-Duitse bedevaartsplaatsen in winkeltjes te koop aangeboden. Was men ziek, dan knipte men een klein stukje van de prent af en liet het de zieke als medicijn innemen.
Gebedsprentjes
Deze prentjes bevatten een gebed (bijv. Onze Vader, Weesgegroet of de Tien Geboden).
Haarprentjes
In de periode 1890 tot 1920 werd van het haar van de overledene een schilderijtje gemaakt. Het haar werd afgeknipt, gebleekt en vervolgens verwerkt tot een bloemmotief.
Doodsprentjes
Deze vormen de grootste groep onder de bidprentjes. Zij vinden hun oorsprong in Holland en het gebruik ervan komt later voor in België, Duitsland, Frankrijk, Engeland en Italië. Zij bevatten op de voorzijde meestal een voorstelling en op de achterzijde persoonlijke gegevens over de overledene, zoals naam en voornamen, geboorte- en overlijdensdatum, gegevens van echtgenoot, echtgenote en eventuele kinderen.
De oudst geschreven doodsprentjes komen uit Amsterdam en Haarlem. Gedrukte doodsprentjes zijn bekend vanaf 1730. Aanvankelijk bevatten zij alleen de naam en de overlijdensdatum en vanaf 1825 ook de geboortedatum. Vanaf 1870 werd de aanduiding R.I.P. gebruikt, alsmede Bijbelteksten. Invulprentjes, waarop de persoonlijke gegevens naderhand ingevuld konden worden, zijn bekend vanaf 1764. Waren de eerste bidprentjes voorzien van etsen van heiligen, in de loop van de 19e eeuw komt daar langzaam verandering in. De afbeeldingen op de voorzijde veranderen dan in knekelprentjes waarbij doodshoofden en enkele botten het prentje sieren. Rond 1900 verandert dat in schetsen van kerkhoven, dit in vele variëteiten. De teksten op het prentje werden aanvankelijk verzorgd door de pastoor. De pastoor had een boekje tot zijn beschikking waaruit hij de teksten haalde. De teksten waren onderverdeeld in hoofdstukjes gewijd aan armen, jongelingen, maagden, zondaars enz. Zonder dat de pastoor de overledenen goed hoefde te kennen, werd het prentje van een passende Bijbeltekst voorzien. En niet te vergeten de aflaten. Een aflaat is de vermindering van tijdelijke straffen die de overledene in het vagevuur moest ondergaan. Schuld kon worden verminderd door het uitspreken van gebedjes voor de overledene zoals bijv. ‘Mijn Jezus Barmhartigheid’ (100 dagen aflaat) en ‘Zoet Hart van Maria, wees mijn toevlucht’ (300 dagen aflaat). Pas in de vorige eeuw werden de prentjes persoonlijker. De teksten die eerst wat summier waren, werden steeds langer en vertelden vaak het levensverhaal in vogelvlucht. Doodsprentjes zijn een manier om zich de doden te blijven herinneren. Door de doodsprentjes bleven en blijven de doden in de gemeenschap aanwezig. Wel dient de lezer van het prentje zich te realiseren dat niet altijd blind kan worden uitgegaan van de gegevens die op het prentje zijn vermeld, daar zij zijn opgesteld door derden (naaste familie) en niet zijn getoetst op volledigheid en juistheid.
Een grote bid(doods)prentjesverzameling bevindt zich onder meer bij het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag. De bekendste Didamse particuliere bidprentjes verzamelaar is Jan Bolder (tevens medeoprichter OVD), die bijna 14.000 prentjes in zijn bezit heeft.
Bron:
Met dank aan Jan Bolder. Contacten met Jan inzake Liemerse en Achterhoekse prentjes kunnen worden gelegd via Trees Tiemes van de werkgroep Genealogie.